Dit is het verhaal van Claudia
Claudia is 25, in november afgestudeerd aan de Universiteit van Wageningen, en werkt nu fulltime als zorgconsultant. Ze speelt saxofoon in het Wageningse studentenorkest, en gaat graag op pad met haar vriendinnen, of weekendjes weg met haar vriend. Ook heeft ze jarenlang geworsteld met ernstige depressies.
Waarschuwing: onderstaand artikel bevat passages over depressiviteit en suïcidale gevoelens en kan triggerend werken. Praten over zelfmoordgedachten kan anoniem met 113: chat via www.113.nl, of bel gratis 0800-0113.
Hi Claudia. Waarom zet je je in als ambassadeur voor Luister Eens?
Ik vind het heel belangrijk dat psychische problemen bespreekbaar worden. Ik merk bij mezelf, en bij mensen in mijn omgeving dat open kunnen zijn over hoe je je voelt zoveel scheelt. Het zou mooi zijn als mensen weten dat áls ze ooit klachten krijgen, ze zich er niet voor hoeven te schamen. Ik geef ook voorlichting over mentale gezondheid als Peer Educator van de Mind Young Academy, en ben aangesloten bij Proud2Bme, om jonge mensen dit mee te geven.
Er worden in de media en online wel steeds vaker gesprekken gevoerd over mentale gezondheid, maar het is nog steeds niet makkelijk om je in je directe omgeving open te stellen als je last hebt van mentale klachten, merk ik om me heen. Ik heb zelf ook veel angst gevoeld voor stigma’s rondom mijn klachten. Zeker rondom werk. Ik schaam me er nu niet meer voor, maar ik zou willen dat iedereen psychische klachten net zo normaal vindt als fysieke klachten. Het is niet raar om af en toe hulp nodig te hebben.
Bovendien bracht het veel verdieping in mijn vriendschappen toen ik over mijn klachten leerde praten. Dat probeer ik ook over te brengen op m’n omgeving. Het is voor iedereen gezond om het erover te hebben, ook als je je wel goed voelt. Op m’n verjaardag vorige maand heb ik in plaats van cadeaus gevraagd om te doneren aan MIND. Ik had posters in de kroeg gehangen met uitleg over waarom ik dit onderwerp zo belangrijk vind en een QR-code erop, waarmee je kort mijn verhaal kreeg te lezen. Er waren ook gewoon andere gasten, en uiteindelijk bleek dat er ook allerlei bezoekers hadden gedoneerd die ik niet eens kende. Ik schaam me er niet meer voor, en het doet me goed om het onderwerp onder de aandacht te brengen.
“Voor de buitenwereld lachte ik alles altijd weg, maar dat begon wel een beetje op te vallen.”
Wanneer begonnen jouw eigen klachten?
Ik begon me vanaf mijn twaalfde erg slecht te voelen, maar ik had toen geen idee of het buitenproportioneel was. Ik was heel afwezig op school, en soms lukte het me simpelweg niet om naar huis te fietsen, dan zat ik er zo doorheen dat ik mijn moeder moest bellen om me op te komen halen. Thuis kwam ik alleen uit bed voor het avondeten. Ik ging op een gegeven moment in mijn omgeving controleren hoe dat was bij anderen, en toen kwam ik er wel achter dat het niet normaal is, maar het duurde wel tot mijn vijftiende voordat ik echt door had dat dit een naam heeft. Tegen die tijd werd het ook zo erg dat ik op een gegeven moment niet meer wist hoe ik verder moest. Het ging toen dus eigenlijk helemaal niet goed met me, maar ik had alsnog niet door dat ik serieuze hulp nodig had.
Voor de buitenwereld lachte ik alles altijd weg, maar dat begon wel een beetje op te vallen, vooral op school. Toen werd ik er in een mentorgesprek op aangesproken, omdat ik ook niet goed meer meekwam op school. Dat was schrikken, maar tegelijkertijd voelde ik me ook wel gezien. Via mijn mentor kwam ik toen bij het zorgteam terecht. Die kwamen me dan uit de klas halen. Dat heb ik als niet zo handig ervaren, ik voelde me daar heel raar door, had het gevoel dat iedereen naar me keek en vroeg me af wat ze allemaal wel niet zouden denken.
Via het zorgteam ben ik toen voor het eerst in therapie terecht gekomen. Dat ging aan het begin heel stroef, ze moesten het echt uit me trekken. Ik kon ook nog niet goed aangeven wat ik nou ervaarde. Ik zat helemaal met mezelf in de knel en ik had geen idee wat de mogelijkheden waren en hoe dat eraan toeging. Ik was er toen nog niet klaar voor, maar achteraf is het natuurlijk supergoed geweest. Het duurde wel een tijd voordat ik besefte dat praten helpt en het begin van m’n weg naar herstel was.
“Op mijn werk heb ik vaak getwijfeld of ik het moest vertellen.”
Hoe reageerde je omgeving toen je begon te praten over je klachten?
Ik heb er in mijn directe omgeving eerst vooral veel met vrienden over gepraat. Initieel kon ik het slecht benoemen, wat ik precies voelde en waar ik tegenaan liep. Mijn vrienden luisterden wel, en deden hun best, maar ze konden zich ook niet echt inleven – we waren ook nog maar 15. Daardoor voelde ik me er soms wel alleen in. Tegelijkertijd voelde ik me ook gezien doordat ze het zo probeerden. Ze waren er wel echt voor me.
Op school ben ik door de meeste docenten heel goed opgevangen. Mijn mentor wist er dus al van, maar toen ik zestien of zeventien was ging er een mail naar al mijn docenten. Toen hebben een aantal van hen er echt alles aan gedaan om te zorgen dat ik toch mee kon doen met het reguliere onderwijs. Dat vond ik heel erg fijn. Ze bleven ook betrokken. Ik heb m’n laatste jaar afgemaakt op een andere school toen ik al uit huis was, en toen kwamen er drie van mijn mentoren om te vieren dat ik m’n diploma had gehaald. Dat betekende veel, dat ze echt achter me stonden en mijn strijd zagen.
Op mijn werk heb ik vaak getwijfeld of ik het moest vertellen. Ik heb lang een leidinggevende rol gehad bij een supermarkt, en toen heb ik een paar keer op het punt gestaan om opgenomen te worden. Dan kun je natuurlijk niet ineens weg zijn. Maar ik dacht: zolang het m’n werk niet beïnvloedt, hoef ik het ook niet per se te delen. Ik schaamde me er best wel voor, en het voelde ook niet alsof het een bespreekbaar thema was.
Er leefden ook vooroordelen over mensen met psychische gezondheidsklachten, daardoor voelde ik ook wel echt een drempel om over mijn klachten te praten. In de wandelgangen hoorde ik dat mensen die therapie nodig hadden geen leiding konden geven, bijvoorbeeld. Dat is lastig om te horen, omdat ik zelf ook een leidinggevende rol had. En ik vond het nergens op slaan. Als je je werk uit kan voeren met klachten, waarom zou je het dan niet meer kunnen als je daarmee aan de slag gaat? Uiteindelijk heb ik zelf pas over mijn klachten verteld toen ik ontslag nam.
Wat voor effect had dat op je, dat gevoel dat het niet bespreekbaar was?
Het was sowieso beter geweest, voor mij en voor hen, als ik er wel over kon praten. Ik heb me vaak groot gehouden terwijl het echt niet ging, zodanig dat collega’s het aan me zagen. Dan stond ik op het punt om in janken uit te barsten, maar dan zei ik maar dat ik slecht had geslapen.
Op school waren er ook docenten die na die e-mail over mijn mentale gezondheid nooit iets hebben gezegd. Misschien waren ze bang om te vragen hoe het ging, of bang om te horen dat het niet goed ging, terwijl ik er heel luchtig over kan praten. Ik vind het niet erg om het toe te geven als het niet goed gaat, dat hoort er gewoon bij. Ik verwachtte heus geen totale betrokkenheid van alle docenten, maar doen alsof er niets gebeurd is voelde voor mij niet goed.
Dat gevoel kwam ook terug in mijn behandeltraject. Toen ik rond mijn vijftiende met suïcidale gevoelens kampte, waren er ook GGZ-therapeuten die dat onderwerp meden. Dat vond ik echt heel lastig. Ik worstel hiermee, maar we gaan het er niet over hebben? Het is niet alsof je m’n plannen aanwakkert als we erover praten.
Suïcidaliteit is natuurlijk een erg heftig thema, maar het was voor mij wel heel fijn dat sommige mensen zich ook toen nog in me probeerden te verplaatsen. Bij mijn huisgenoten was het bijvoorbeeld wel bespreekbaar, en dat hielp me wel. Dat ik niet bovenop die gevoelens ook nog eens het gevoel kreeg dat ik ze voor me moest houden, of er verantwoording voor af moest leggen.
“Ik had nog zoveel dingen in mijn hoofd die ik leuk zou vinden als ik me beter zou voelen, en toen kreeg ik daar beetje bij beetje grip op.”
Hoe ben je uit die periode gekomen?
De grootste omslag was voor mij iets meer dan een jaar geleden, toen ben ik begonnen aan een combinatie van ACT (Acceptance and Commitment Therapy), daarbij leer je dat je problemen er mogen zijn, en rTMS – magnetische hersenstimulatie. Ik voelde me bij die therapie heel serieus genomen, en ik kreeg veel handvatten om met mijn klachten om te gaan. Ik had nog zoveel dingen in mijn hoofd die ik leuk zou vinden als ik me beter zou voelen, en toen kreeg ik daar beetje bij beetje grip op. Het werd een soort positieve sneeuwbal toen ik ineens weer een beetje mee kon doen met het dagelijkse leven. Het lukte weer om te studeren, daar haalde ik zoveel voldoening uit, en zo kon ik steeds meer.
Ondertussen woon ik ook al zes jaar in dit huis, en dat helpt me ook heel erg; thuis praten we heel open over onze mentale gezondheid. Als m’n zelfzorg minder gaat dan app ik met de meiden uit m’n huis en dan zorgen ze dat ik mee eet de komende dagen. Als zij weten dat het niet zo goed gaat, dan letten ze wat meer op, dan hoef ik niet per se helemaal aan te geven wat er aan de hand is, maar dan weten ze dat ik me even wat minder voel. Dat is heel fijn.
Hoe kijk je nu naar de toekomst?
Ik ben nu na elf jaar uit de GGZ, en mijn medicatie aan het afbouwen. Dat is spannend, maar het voelt ook heel goed. Ik heb momenteel nog ondersteuning vanuit de WMO [Wet Maatchappelijke Ondersteuning, red], er komt eens per week iemand bij me langs om te bespreken hoe het nu gaat, dat voelt voor nu als een fijne tussenvorm.
De kans dat mijn klachten ooit terugkomen is best wel groot, omdat ik al meerdere episodes heb gehad. Maar ik ben daar niet bang voor, omdat ik steeds beter weet hoe ik ermee om moet gaan. Voordat ik naar een mindere fase ga zou ik het bespreken met anderen, zodat ik niet helemaal de controle weer kwijtraak. Daar heb ik ook een signaleringsplan voor, met kleurcodes voor verschillende stemmingen en staten, gemaakt met een verpleegkundige. Mijn zusje en mijn huisgenoten zijn daar ook van op de hoogte, zodat zij het ook herkennen als ik achteruit ga. Het lukt me nu om veel eerder aan de bel te trekken als iets niet goed voelt.
Ik zou willen dat iedereen wist dat het heel vervelend is om last te krijgen van psychische klachten, maar dat het veel voorkomt en niet raar is. Weet dat er allerlei dingen aan te doen zijn, en dat je niet alleen bent. Dat is echt heel belangrijk. Naar elkaars mentale gezondheid vragen hoeft niet heel spannend te zijn, denk ik. Je kan gewoon beginnen bij: hoe voel je je vandaag? Of als iemand een beetje afwezig bent, daarnaar vragen. Als luisteraar hoef je het probleem niet op te lossen, het gaat erom dat je over je gevoelens mag praten, zonder veroordeeld te worden.
Denk jij aan zelfdoding? Neem dan gratis en anoniem 24/7 contact op met 113 via 0800-0113 of chat op 113.nl